Vermogensrechten en faillissement

Op maandag 27 juni 2022 (17 u) verdedigt Sander Baeyens  aan de KU Leuven zijn proefschrift onder het promotorschap van prof. dr. Vincent Sagaert (promotor) en prof. dr. Matthias Storme (copromotor) in de Promotiezaal te Leuven (Naamsestraat 22).

De titel van het proefschrift luidt ‘Vermogensrechten en faillissement. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de tegenwerpelijkheid en afdwingbaarheid van verwervingsrechten, gebruiksrechten en verbodsrechten in faillissement’.

In zijn proefschrift onderzoekt Sander de tegenwerpelijkheid en afdwingbaarheid van vermogensrechten aan de failliete boedel.

Het faillissementsrecht betreft het sluitstuk van het private vermogensrecht. Dit betekent dat het faillissementsrecht een einde stelt aan de individuele verhaalsrechten van de gezamenlijke schuldeisers. De wetgever bepaalt uitdrukkelijk dat een faillissementsprocedure de vereffening van alle beslagbare goederen van de gefailleerde tot doel heeft (art. XX.98 WER). Het volledige vermogen van de gefailleerde vormt het onderpand voor zijn schuldeisers (art. 3.36, eerste lid BW). De gezamenlijke schuldeisers moeten het vermogen van de gefailleerde evenwel nemen zoals ze het aantreffen op het ogenblik van de faillietverklaring. Bij de uitoefening van hun verhaalsrecht kunnen ze geconfronteerd worden met goederen waarop (on)rechtstreeks een zakelijk of persoonlijk recht (vermogensrecht) rust ten voordele van een individuele titularis van een vermogensrecht met wie de gefailleerde in een contractuele verhouding staat. De gezamenlijke schuldeisers kunnen ten aanzien van deze goederen in beginsel niet méér rechten doen gelden dan de gefailleerde zelf. De verhaalsrechten van de gezamenlijke schuldeisers zijn immers afgeleid van de rechten van de gefailleerde, waardoor zij geen hogere waarde kunnen vertegenwoordigen.

Essentieel is de vraag hoe de aanspraken van de gezamenlijke schuldeisers op goederen die bezwaard zijn met een vermogensrecht van een individuele medecontractant beoordeeld moeten worden. Er bestaat ten aanzien van die goederen een conflict tussen de gezamenlijke schuldeisers enerzijds en een individuele titularis van een vermogensrecht anderzijds. Vermogensrechten van individuele medecontractanten kunnen potentieel de verhaalsrechten van de gezamenlijke schuldeisers immers beperken of zelfs volledig uithollen. De beoordeling van dit conflict vormt het zwaartepunt van het onderzoek.

Het onderzoek is in het bijzonder toegespitst op vermogensrechten die een individuele medecontractant een aanspraak verlenen op een tot de failliete boedel behorend goed. De noodzaak aan theorievorming doet zich hoofdzakelijk voelen op het grenspunt van het faillissementsrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht. Vanuit het oogmerk van systeemopbouw, wordt hierbij niet de klassieke indeling tussen zakelijke rechten en persoonlijke rechten als uitgangspunt genomen. De onderzochte vermogensrechten worden wél naar inhoudelijke functie onderverdeeld in drie categorieën, namelijk de (1) verwervingsrechten, (2) gebruiksrechten en (3) verbodsrechten. De opdeling naar inhoud sluit aan bij het functionele karakter van het faillissementsrecht. Het faillissementsrecht moet vanuit zijn doelstelling benaderd worden. De inhoud van een vermogensrecht bepaalt de wijze waarop de vereffening van de failliete boedel wordt beïnvloed.

U bent van harte uitgenodigd op de doctoraatsverdediging. U kan uw aanwezigheid bevestigen per e-mail (sander.baeyens@kuleuven.be). Aansluitend op de verdediging volgt een receptie.

Leave a comment